Maaike Erenstein
15 Groene leefomgeving
 >  Ecologisch bermbeheer en sinusmaaien
Introductie

Ecologisch bermbeheer, voor planten én fauna

Ecologisch beheer van bermen houdt rekening met de planten en dieren die in de berm leven. Dat kan door een aantal basisprincipes in acht te nemen.


1. Stel beheerdoelen op, bijvoorbeeld een bepaald vegetatietype of ‘meer ruimte voor vlinders’.
2. Maai gefaseerd en laat bij elke maaibeurt 15-30% van de vegetatie ongemaaid, op zo klein mogelijke schaal. Houd hierbij rekening met aanwezige ecologische waarden.
3. Voer het maaisel af. Laat het maaisel zo mogelijk enkele dagen drogen alvorens het te wiersen en te rapen. Gebruik een maai-zuig combinatie terughoudend.
4. Niet klepelen, dit leidt tot directe en indirecte schade aan flora en fauna en strookt daarom niet met ecologisch beheer.
5. Volg de effecten van het beheer door ecologische monitoring en stuur waar nodig bij.
6. Laat vakbekwaam personeel, met oog voor flora en fauna, het beheer uitvoeren.
Door ecologisch beheer volgens deze principes uit te voeren wordt het succesvol en draagt het bij aan duurzame populaties van flora en fauna in bermen.

De invloed van de bodem

Bodemeigenschappen bepalen in hoge mate welke planten er in de berm groeien en welk bermbeheer noodzakelijk is. In hoog Nederland liggen de bermen meestal op droge zandgrond en zijn oorspronkelijk voedselarmer, zuurder en minder productief (en daardoor relatief makkelijk te verschralen).

In laag Nederland liggen de bermen meer op klei en veenbodems en zijn in het algemeen vochtiger, voedselrijker, basischer en productiever. In laag Nederland worden de bermen vaak begrensd door bermsloten die voor flora en fauna ook van groot belang zijn.

Verruigingsindicatoren

Verruiging van de vegetatie is een veelvoorkomend verschijnsel in wegbermen. De oorzaken zijn meerledig: stikstofdepositie, klepelbeheer of achterstallig beheer. Een aantal plantensoorten geeft een duidelijk signaal af dat de vegetatie verruigt. Deze staan hieronder genoemd en afgebeeld.

Als deze soorten gaan overheersen is het raadzaam de maaifrequentie te verhogen tot 2-3 x per jaar en het maaisel af te voeren. Als de bodem erg voedselrijk is kan het lang duren om een waardevollere vegetatie te ontwikkelen.


Verruigingsindicatoren. Met de klok mee, beginnend linksboven:  akkerdistel, kweek, grote brandnetel, fluitenkruid, ridderzuring en raapzaad.


Afbeelding met buitenshuis, boom, Halfheester, bloem

Automatisch gegenereerde beschrijving














Sinusbeheer

Sinusbeheer is een alternatieve manier van gefaseerd maaien. Het werkt met meanderende maaivormen, waardoor op perceelsniveau veel variatie in vegetatiehoogte en – structuur ontstaat. De vuistregel is dat na één jaar sinusbeheer in een terrein ongeveer 60% van het oppervlak één of meerdere keren is gemaaid en 40% ongemaaid de winter ingaat.

Waar er gemaaid wordt en waar niet, bepaalt de maaier of degene die het maaipad uitzet. Veelal wordt het centrum van een terrein meer floragericht beheerd en is er aan de randen meer ruimte voor de fauna. Voor het uitvoeren van sinusbeheer is ruimte nodig om te kunnen meanderen, vaak minimaal 10 meter breedte. Bermen zijn vaak te smal voor het toepassen van sinusbeheer.

De twee stappen van sinusbeheer:

1. Maai een slingerend maaipad (‘sinuspad’) in de vegetatie van één maaier breed (meestal 2m). Dit pad begint en eindigt op dezelfde plek. Voer het maaisel af.


2. Na enige tijd (vaak >3 weken) wordt de binnenzijde van het pad gemaaid en het maaisel afgevoerd. Het pad zelf blijft ongemaaid, evenals de buitenzijde.

Herhaal deze stappen desgewenst enkele keren binnen een seizoen.












Afbeelding met tekening, Kinderkunst, schets, illustratie

Automatisch gegenereerde beschrijving








Welk materieel?

Voor biodiversiteit en bodem maakt het nogal uit voor welk type materieel er gekozen wordt bij de uitvoering van het bermbeheer.

Waar moet je rekening mee houden?

1. Het is raadzaam om werkzaamheden vanaf de weg uit te voeren waar dat kan.

2. Werk met lichte machines (bodemdruk maximaal 1 bar), dat voorkomt bodeminsporing.

3. Laad materieel dat in de berm gebruikt wordt niet te vol. Denk aan een opraapwagen, niet alleen het leeggewicht telt, maar ook het volgewicht.

4. Voorkom onnodig heen en weer rijden in de berm.

5. Echt mooie bermen, met bijzondere vegetatie en/of fauna, kunnen het beste met aangepaste machines beheerd worden, zoals éénassers en bandhark.

6. Maai-zuigmachines hebben naast ecologische nadelen ook voordelen: er is maar één werkgang nodig met bijbehorende verstoring en bodemdruk. Het alternatief, namelijk maaien met een cyclomaaier, wiersen en inkuilen, brengt minimaal drie werkgangen met zich mee, inclusief de bijbehorende bodemdruk en verstoring.

7. Weersomstandigheden kunnen ook invloed hebben:

tijdens natte omstandigheden is de draagkracht van de bodem kleiner, met meer kans op bodeminsporing en -schade.

De inzet van een bepaald type machine is binnen het ecologisch bermbeheer altijd maatwerk met oog voor weersomstandigheden, bodem en aanwezige biodiversiteitswaarden.

Wat als er (invasieve) exoten groeien?


In Nederland komen planten voor die hier door menselijk toedoen gekomen zijn, buiten hun natuurlijke verspreidingsareaal leven en op eigen kracht Nederland niet kunnen bereiken, maar zich hier na introductie wel kunnen voortplanten. Deze soorten noemen we exoten. Sommige exoten zijn of worden invasief. Dat houdt in dat ze schade toebrengen aan bijvoorbeeld de inheemse biodiversiteit of dat op termijn gaan doen. Sinds 2016 is de Europese exotenverordening van kracht en bestaat er een verbod op bezit, handel, kweek, transport en import van exoten die op de Europese Unielijst staan. Een aantal hiervan kunnen ook in bermen voorkomen. De bekendste zijn de reuzenberenklauw en reuzenbalsemien. Bermbeheerders zijn verplicht ze te bestrijden.

Reuzenberenklauw en reuzenbalsemien kunnen het beste bestreden worden door de planten af te steken of uit te trekken voordat ze in bloei staan. De zaden van deze soorten zijn maar kort kiemkrachtig. Door zaadvorming te voorkomen put je uiteindelijk de zaadvoorraad in de bodem uit. Grotere haarden kunnen bestreden worden door intensief te maaien (5x per jaar) en af te voeren.

Chemische bestrijding is verboden.

Japanse duizendknopen (inclusief de dubbelgangers sachalinse - en bastaardduizendknoop) staan (nog) niet op de Unielijst. Ze vormen dichte populaties die alle overige plantensoorten in de berm wegconcurreren. Daarnaast hebben ze een dusdanig sterke groeikracht dat er schade aan wegen kan ontstaan. Bestrijding is dus wel noodzakelijk. Maai japanse duizendknopen niet mee met het reguliere maaiwerk. Klepelen is sowieso af te raden. De soort kan zich al uit een klein stukje plant vermeerderen. Maai de duizendknopen in een aparte ronde, bijvoorbeeld met een maai-zuigcombinatie, waarbij het maaisel zorgvuldig en volledig wordt afgevoerd en verwerkt. Maak gebruikte machines altijd grondig schoon. Dé bestrijdingsmethode is nog niet gevonden.

                                                                                                                                                           

Afbeeldingsresultaten voor reuzen berenklauw plant Reuzenberenklauw


Afbeeldingsresultaten voor reuzenbalsemien Reuzenbalsemien



Afbeeldingsresultaten voor japanse duizendknoop Japanse Duizendknoop





Tips > Voor meer informatie

Hier heb je ruimte voor meer informatie

Je mag zoveel tekst toevoegen als gewenst


Scan de volgende code met de app om deze toolbox te bekijken.