De aanplant van bomen met kluit bestaat uit 4 stappen die hieronder beschreven worden.
1. Plantgat maken
Maak een ruim plantgat met een diameter van 1,5 tot 2 maal de diameter van de kluit. bv: de boom heeft een kluit van 60 cm doorsnede, het plantgat heeft dan een diameter van minimaal 90cm, maar het liefst 120cm. Maak het plantgat iets minder diep dan de hoogte van de kluit. In verband met zuurstof uitwisseling mag de boom beslist niet dieper komen te staan dan dat deze op de kwekerij stond! Houd bij grote bomen rekening met nazakken van de boom i.v.m. het gewicht van de kluit. Deze kan de grond daaronder in elkaar drukken, zeker als de grond zich nog niet goed heeft gezet, bv. bij nieuwbouw projecten (afb.1). Maak de bodem van het plantgat goed los, tot 1 spade diep, en steek zo nodig ook de wanden los. Wanden van klei- of leemgronden kunnen, zeker als ze nat zijn, door het graven dicht gesmeerd worden. Door deze met een schop los te steken, kunnen de wortels beter doorgroeien. Meng eventuele nieuwe grond met de bestaande grond. Soms wordt er voor gekozen om het gat op te vullen met tuinaarde. Meng dat onderin al met de bestaande grond zodat de wortels makkelijker vanuit het plantgat door kunnen groeien.
2. Verankering van bomen
Een nieuw geplante boom moet worden verankerd om scheefwaaien te voorkomen. De meest gebruikte verankering is de bovengrondse verankering met twee of drie palen. Twee palen volstaat voor kleinere bomen, tot stamomtrek 25-30cm. Grotere bomen, met een stamomtrek vanaf 25-30cm, plant je bij voorkeur met drie palen. Of naar behoefte van de opdrachtgever.
Boor vlak naast de kluit met een grondboor 2 of 3 gaten in de grond in driehoeksverband en sla de boompalen stevig in de grond. Minimaal de helft van de palen komt onder de grond. Probeer rekening te houden met de meest voorkomende windrichting. In Nederland is dat zuidwestenwind. Vul het plantgat aan met aarde. Het bodemleven kan worden gestimuleerd door een organische bodemverbeteraar of goed verteerde compost door de grond te mengen. Stamp de grond in het plantgat tussendoor goed aan. Verbind eventueel de bovenkant van de drie boompalen met latten voor een stevig verband.
Bij gebruik van twee palen kan dit niet. Leg vanuit iedere paal een boomband om de stam en spijker deze vast op de boompaal. De boombanden moeten niet los zitten. Na ongeveer 3 jaar zullen de boompalen zijn aangetast en kan het (bovengrondse) deel worden verwijderd. De boom heeft zich voldoende vastgezet om zonder steun verder te kunnen groeien.
3. Gietrand aanbrengen
Nieuwe bomen moeten minimaal de eerste twee jaar extra water krijgen. De hoeveelheid is afhankelijk van het weer en de soort boom. Gebruik een gietrand van aarde of kunststof om te zorgen dat het water goed in de kluit zakt. De diameter van de gietrand moet gelijk zijn aan die van de kluit, zodat het water ook in de kluit trekt (zie afbeelding). Controleer bij droog weer 1 x per week de vochtigheid naast de kluit en geef naar behoefte water. Geef, wanneer water nodig is, in één keer een grote gift i.p.v. iedere dag een beetje. Controleren van de bodemvochtigheid kan bv. met een guts of door een schop in de grond te zetten. Houd de kluiten het hele groeiseizoen vochtig, maar niet klets nat! Bomen kunnen ook dood gaan aan teveel water, dan zit er te weinig zuurstof in de grond en gaan de wortels rotten. Behalve een gietrand, zijn er ook nog andere methodes om bomen van water te geven.
4. Snoeien na aanplant (altijd in overleg met de opdrachtgever!)
Gezonde bomen bezitten een natuurlijke balans tussen kroon en wortels. Deze wordt verstoord op het moment dat de boom wordt gerooid omdat iedere boom tijdens het rooien onvermijdelijk een gedeelte van zijn wortels kwijt raakt. De wortels kunnen daardoor minder water aanvoeren naar de kroon en dat geeft stress. De boom zal daarop reageren door minder en kleiner blad te maken en zo zijn bladoppervlak te verkleinen. Wanneer het watertekort te groot is, gaat de boom zelfs hout in de kroon afstoten, met als risico dat de habitus wordt aangetast. Water geven is daarom de eerste twee jaar noodzakelijk, maa
dit alleen is vaak niet voldoende. Tijdens lange warme periodes, of bij extreem hoge temperaturen kan het gebeuren dat het blad verdroogt terwijl de kluit wel vochtig is. De wortelcapaciteit is dan simpelweg niet toereikend om de benodigde hoeveelheid water naar de kroon te voeren. Meer water geven is in dat geval geen optie en heeft alleen maar nadelige gevolgen zoals zuurstofgebrek en wortelrot. De enige oplossing is de behoefte aan water te verkleinen en de boom te snoeien. Het liefst al direct bij aanplant, zodat wordt voorkomen dat de bomen zwaar lijden onder piekperioden. In de eerste twee jaar zullen de kronen daardoor wat minder volume hebben, maar de bomen hebben minder last van stress, zullen sneller aanslaan en zich daarna beter ontwikkelen.
Snoeien doet men in het een- of tweejarig hout. Het dikke hout in de kroon moet behouden blijven. Hierin zit reservevoedsel wat de boom nodig heeft om nieuwe wortels te ontwikkelen. Het is niet noodzakelijk om al het aanwezige een- en tweejarig hout uit de boom te snoeien. Bomen met veel hout in de kroon hebben een flinke snoeibeurt nodig, maar bomen met weinig hout in de kroon, zoals bijvoorbeeld een Ailanthus, worden minimaal gesnoeid. Om de habitus van de boom niet te benadelen is het verstandig om de eindknoppen te behouden en alleen zijscheuten te verwijderen.