Ecologisch bermbeheer, voor planten én fauna
Ecologisch beheer van bermen houdt rekening met de planten en dieren die in de berm leven. Dat kan door een aantal basisprincipes in acht te nemen.
1. Stel beheerdoelen op, bijvoorbeeld een bepaald vegetatietype of ‘meer ruimte voor vlinders’.
2. Maai gefaseerd en laat bij elke maaibeurt 15-30% van de vegetatie ongemaaid, op zo klein mogelijke schaal. Houd hierbij rekening met aanwezige ecologische waarden.
3. Voer het maaisel af. Laat het maaisel zo mogelijk enkele dagen drogen alvorens het te wiersen en te rapen. Gebruik een maai-zuig combinatie terughoudend.
4. Niet klepelen, dit leidt tot directe en indirecte schade aan flora en fauna en strookt daarom niet met ecologisch beheer.
5. Volg de effecten van het beheer door ecologische monitoring en stuur waar nodig bij.
6. Laat vakbekwaam personeel, met oog voor flora en fauna, het beheer uitvoeren.
Door ecologisch beheer volgens deze principes uit te voeren wordt het succesvol en draagt het bij aan duurzame populaties van flora en fauna in bermen.
Bodemeigenschappen bepalen in hoge mate welke planten er in de berm groeien en welk bermbeheer noodzakelijk is. In hoog Nederland liggen de bermen meestal op droge zandgrond en zijn oorspronkelijk voedselarmer, zuurder en minder productief (en daardoor relatief makkelijk te verschralen).
In laag Nederland liggen de bermen meer op klei en veenbodems en zijn in het algemeen vochtiger, voedselrijker, basischer en productiever. In laag Nederland worden de bermen vaak begrensd door bermsloten die voor flora en fauna ook van groot belang zijn.
Verruiging van de vegetatie is een veelvoorkomend verschijnsel in wegbermen. De oorzaken zijn meerledig: stikstofdepositie, klepelbeheer of achterstallig beheer. Een aantal plantensoorten geeft een duidelijk signaal af dat de vegetatie verruigt. Deze staan hieronder genoemd en afgebeeld.
Als deze soorten gaan overheersen is het raadzaam de maaifrequentie te verhogen tot 2-3 x per jaar en het maaisel af te voeren. Als de bodem erg voedselrijk is kan het lang duren om een waardevollere vegetatie te ontwikkelen.
Verruigingsindicatoren. Met de klok mee, beginnend linksboven: akkerdistel, kweek, grote brandnetel, fluitenkruid, ridderzuring en raapzaad.